Gelovend bidden voor Israël

Gelovend biddend voor Israël

De oorlog in Gaza, begonnen met de brute aanval van Hamas op 7 oktober 2023, maakt veel los. Gijzelaars die al maanden vast zitten, de vele bombardementen, kapotte ziekenhuizen, massa’s vluchtelingen. Het is vreselijk. Regelmatig wordt mij gevraagd hoe ik, als gelovige, voorganger en bidder voor Israël, naar deze situatie kijk.

Wat volgt is geen politieke analyse of juridische afweging, maar een poging tot een evenwichtig, gelovig standpunt. Ik onderscheid daarbij het Joodse volk, het land Israël en de staat Israël. Deze drie zijn verbonden, maar ook te onderscheiden. In veel discussies over Israël is niet helder wat ermee bedoeld wordt.

Het Joodse volk: Gods blijvende verbond
Israël is het volk dat door God is uitgekozen. Dat is een blijvende verkiezing, verankerd in het verbond met Abraham (Genesis 12) en niet opgeheven door de komst van Jezus Christus. God zou niet trouw zijn als de positie van Israël verandert. Paulus is daar in Romeinen 9-1 helder over. In Christus wordt het heil van Israël beschikbaar voor alle volken. Dat is een uitbreiding, geen vervanging. Jezus zelf is Jood, in de lijn van David. Zijn menswording is onlosmakelijk verbonden met het Joodse volk.

De geschiedenis laat zien dat antisemitisme diep verankerd raakte in kerk en theologie. Het christendom, dat begon als een Joodse beweging, keerde zich al snel tegen zijn wortels. Toen er macht in het spel kwam vanaf keizer Constantijn was het helemaal gedaan met het zicht op Gods keus voor Israël. Antisemitische trekken zijn zichtbaar bij theologen als Maarten Luther en Abraham Kuyper. Dat is beschamend en mag niet genegeerd worden. Paulus schrijft in Romeinen 10 dat christenen uit de heidenen het Joodse volk jaloers moeten maken, opdat ook zij Jezus als Messias herkennen. Helaas is daar weinig van terechtgekomen.

De kerk draagt een blijvende verantwoordelijkheid om te bidden voor het Joodse volk, in liefde en verbondenheid. Dat gebed is geen politieke goedkeuring van al het handelen van de staat Israël, maar solidariteit met het volk dat God koos.

Gods betrokkenheid is breder dan alleen Israël. Ook Ismael krijgt beloften. De profeten spreken van een weg die het Midden Oosten verbindt, samen met Israël. Jesaja spreekt vol verwachting van de toekomst (Jesaja 19). Dat geeft moed om te blijven bidden.

Het land Israël: belofte
God beloofde aan Abraham drie dingen: land, nageslacht en zegen. Die beloften zijn blijvend, gebaseerd op Gods trouw. De belofte van land kan niet vergeestelijkt worden als zou het gaan over een ‘nieuwe Jeruzalem’. In de profetieën wordt vaak gesproken over de terugkeer naar het land. Dat gaat allereerst over de periode na de ballingschap, maar vaak met een getrapte vervulling. De oprichting van de staat Israël in 1948 kan gezien worden als een werk van God, als vervulling van deze profetieën. In dat verlengde kan je de oprichting van de staat Israël zien. Daar zie je ook hoe God werkt in de tijd. Met de val van de Sovjet Unie bijvoorbeeld kregen veel joden de gelegenheid om terug te keren.

De Joodse aanwezigheid in het land is eeuwenoud, en de grote migraties vanaf 1850 naar het beloofde land vonden grotendeels plaats naar dunbevolkt gebied waar Joden meestal verwelkomd werden (in 1850 woonden er maar 300.000 Arabieren). De stichting van Israël in 1948 laat een dubbel verhaal zien. Palestijnen zijn deels verdreven, deels gevlucht op aandringen van omliggende Arabische landen. Beide perspectieven zijn waar. Het is historisch onjuist om de terugkeer van Joden louter als kolonialisme af te doen. Het is net zo onjuist om het leed van de Palestijnen te ontkennen. In ieder geval hebben de omliggende landen het laten afweten door eerst Palestijnen op te roepen het land te verlaten en daarna niets aan de gevolgen daarvan te doen. Dit geldt tot de dag van vandaag. Het is een uitdaging voor de Islam om in het hart van het Islam-deel van de wereld een andere godsdienst te dulden als machthebber en meerderheidsreligie.

Het land is belofte, maar dat betekent niet dat mensen Gods beloften zelf moeten grijpen. Jakob probeerde dat en bedroog zijn vader en moest 20 jaar vluchten. Ook nu geldt: als het Gods plan is dat het volk Israël het land bezit, dan zal Hij dat zelf tot stand brengen. Zelf ingrijpen kan het tegenovergestelde effect hebben.

De staat Israël: politieke realiteit en verantwoordelijkheid
Abel Herzberg, overlevende van de holocaust, gaf het belang van Israël aan met de uitspraak: ‘Zonder Israël is elke jood een ongedekte cheque.’ De staat Israël is een politiek fenomeen en geen heilige instantie. Zoals elk land is het feilbaar en onderhevig aan kritiek. Israël is kwetsbaar, omdat het ligt in een vijandige regio. Het is lastig om van buiten te beoordelen wat nodig is om het bestaan van Israël te garanderen.

Hamas is een politieke partij, een sociale organisatie en een terreurorganisatie die de eigen bevolking inzet om doelen te bereiken, misbruik maakt van internationale steun en zich schuilhoudt achter ziekenhuizen. Het is logisch dat Israël Hamas wil uitroeien.

De staat Israël doet vreselijke dingen. Het doden van onschuldige burgers, bruut geweld, het in beslag nemen van grond of het bouwen van nederzettingen blijft onder Gods oordeel vallen. De profeten van het Eerste Testament zijn glashelder over het onrecht dat de machtigen de zwakken aandoen. De rechtspraak in Israël mag misschien mogelijkheden geven om grond in beslag te nemen (op de Westelijke Jordaanoever), maar moreel en geestelijk geldt een ander recht: dat van gerechtigheid en barmhartigheid.

De kerk mag en moet kritiek uiten op daden die tegen Gods hart ingaan, zoals oorlogsmisdaden, onnodig geweld, afpakken van land of het verdrukken van vreemdelingen. Dat is geen antisemitisme of antizionisme

Ook in de Joodse gemeenschap zelf leeft veel kritiek op het overheidsbeleid. De net geciteerde Herzberg zei op de vraag hoe te voorkomen dat zijn volk opnieuw slachtoffer zou worden van vervolging dat het veel belangrijker is om te voorkomen dat ze dader worden. Kritiek is geen verwerping van Israël, maar een oproep om de Tenach te lezen. Een paar voorbeelden uit de Tenach die licht werpen op het nu. Jehu krijgt de opdracht van God om het huis van Achab uit te roeien, maar de manier waarop wordt ernstig bekritiseert door Hosea (Hosea 1) . Amos beschuldigt het volk dat ze de zwakken vertrappen en hun graan opeisen (Amos 5). Koning David laat zijn leger een aanval uitvoeren omdat hij van Uria af wil. Deze man van Batseba moet sterven, omdat de koning op die manier zijn schuld wil maskeren. Hij heeft Batseba zwanger gemaakt. Een koning of president die in een oorlog vecht om andere redenen dan om de vijand te verslaan is van alle tijden (2 Samuel 11). Jona moet profeten in Ninevé, de agressieve vijand van Israël. God spaart de stad, omdat er berouw is en omdat er veel onschuldigen zijn (Jona 4).

Bidden met beide open ogen
Christenen zijn geroepen om voor Israël te bidden. Dat geldt vooral voor het volk. Dat gebed moet met open ogen en een profetisch hart. Zo kan je ook voor het land en de staat bidden. Christenen moeten net zo hard bidden voor alle slachtoffers van onrecht en verdrukking. De onschuldige Palestijn verdient ons gebed, ons meelijden, net zoals de gijzelaar die al maanden vastzit. Slachtoffers aan beide zijden vragen om compassie, juist als het politieke debat verhardt. Pas als we de stem van de lijdenden horen kunnen we bidden.

We mogen niet vergeten dat Messiasbelijdende Joden en Palestijnse christenen in de knel zitten, vaak gemarginaliseerd in hun eigen gemeenschap. Zij verdienen onze steun. In het Koninkrijk van God gaat het nooit om macht of landbezit, maar om recht, vrede en liefde.

Mei 2025

Reacties zijn gesloten.