“Nog een keer, papa!” En weer sleep ik de slee naar boven. “Mag ik nu weer alleen?” Hij gaat op de slee zitten en vakkundig stuurt hij naar beneden. Ik erachteraan, want de slee naar boven slepen, dat lukt nog niet. “Nu samen, want dan gaan we harder.” En we zoeven naar beneden om weer naar boven te lopen. “jij mag ook wel een keer alleen, papa.” Ik ga zitten om naar beneden te suizen. En weer naar boven. Eindeloos door, tot we koud worden.
Bij jong en oud komt de diepe wens naar boven om te spelen in de sneeuw. Of het gaat om het maken van een sneeuwpop, het bouwen van een iglo het gooien met sneeuwballen of het naar beneden sjezen van een heuvel. Er zal gespeeld worden, eindeloos. Winterweer is prachtig.
Winterweer laat me zien hoe God het bedoeld heeft. Spelende mensen die genieten van Gods wereld. Werk is maar werk, noodzakelijk om te leven. Maar spelen, eindeloos lang, dat is niet nodig. Dat is feest. Zou het daar niet om gaan in deze door Gods geschapen wereld? Toen God de wereld bedacht en maakte, deed hij dat om te zien hoe mensen zouden genieten. Ik denk dat Hij met extra plezier de sneeuw heeft bedacht. Een gelovig mens is een mens die speelt, omdat God wel zorgt. Sleeën maar.