Soms word ik in deze tijd wakker en heb een plannetje in mijn hoofd. Ik heb er zin in en denk: dat ga ik doen! Maar dan bedenk ik me snel dat we in corona-tijden leven en dan kan het helemaal niet. Ik baal dan.
Of het is weekend en we hebben zin om iets te gaan doen. Maar wat dan? Weer naar het bos? Want veel meer plekken om als gezin een te ontsnappen aan het huis, zijn er niet.
Gisteravond hadden we het erover hoeveel zin we hebben om weer eens op een terrasje te zitten of uit eten te gaan.
En ik betrapte me erop dat ik eigenlijk verwend ben. Ik ga er vanuit dat het leven leuk en aantrekkelijk is en hoort te zijn. Als dat nu een periode tegenvalt, dan voel ik me tekort gedaan. Alsof ik recht heb op een leuk leven.
Deze tijd bepaalt me bij een diepe bijbelse waarheid. Deze wereld is aangetast. Er is geen recht op een leuk en aangenaam leven. Als het leven mij toelacht en het mij voor de wind gaat, dan heb ik geluk. Een voorrecht om van te genieten, maar niet om te claimen. Ik moet het leven maar nemen zoals het is en juist daarin Gods hand proberen te zien.