Op een zonnige zondagmiddag stapten wij op de fiets. Een mooi moment en een leuke manier om de buurt verder te verkennen. Je wilt toch weten waar je woont. Na wat bossen doorgefietst te hebben, stond daar midden op de hei een schaapskooi. Er liepen ook wat schapen rond, maar de kudde zelf was er nog niet. Die was nog ergens op de hei. De kooi zelf was leeg. Mijn oog werd al snel getrokken door de deur van de schaapskooi. De bovenkant stond open, maar de onderkant was dicht. Het was een stevige deur, waar een schaap niet zomaar door kon. Dat zorgt natuurlijk voor veiligheid. De schapen blijven binnen en een eventuele vos (of wolf in de toekomst) blijft buiten. Je moet door de deur om binnen te komen. Als de schapen straks thuiskomen, moeten ze door de deur. Onze kinderen waren trouwens niet erg geïnteresseerd in de deur van de schaapskooi. Die hadden meer oog voor de schommels.
Jezus vergelijkt zichzelf met de deur van een schaapskooi. Daarmee bedoelt hij dat je hem nodig hebt om in de veilige ruimte van Gods aanwezigheid te komen. Gelukkig is hij stevig en beschermt hij ons ook tegen alles en iedereen die ons bij God vandaan wil halen.