Marathon

Al jaren lang wil ik een marathon lopen. Die afstand van 42 kilometer en nog een beetje heeft een magische aantrekkingskracht. Ik wilde niet zozeer een marathon lopen die bekend is. Er zijn overal ter wereld marathons en de bekendste in Nederland zijn die van Amsterdam en Rotterdam. Dat is natuurlijk wel leuk om te lopen, maar in het begin ben je ook bezig met de mensen om je heen om te voorkomen dat je op enkels trapt of dat je zelf belaagd wordt door iemand achter je. Het ging mijn vooral om de afstand. Extra lastig voor mij is dat de meeste marathons op zondag worden gelopen en als predikant in een kerk is dat net een dag dat ik vooral aan het werk ben.

Afgelopen maanden heb ik mijn best gedaan om langer te trainen zodat ik toch een keer een poging kon wagen. Ik nam me voor om deze afstand af te leggen in minder dan vier uur. Het is per slot van rekening geen wandeluitdaging. Ik prikte een datum om de uitdaging aan te gaan: het werd de herfstvakantie.

Het was nog donker toen ik mijn schoenen aandeed, de deur achter me dichttrok en begon aan de lange tocht. Na ongeveer 25 kilometer liep ik langs ons huis. Ik had een kliko voor de deur gezet met daarop eten en drinken, zodat ik al rennende wat mee kon grissen en weer door kon gaan. Maar nog belangrijker was het dat mijn zoon klaar stond om het laatste stuk mee te lopen. Eigenlijk nam hij mij op sleeptouw. Hij liep voorop en ik rende erachteraan. Hij liep een constante snelheid en ik hoefde alleen maar zijn spoor te volgen.

Zo renden we samen. Mijn zoon bleef rennen, bij mij ging het steeds zwaarder. De laatste kilometers heb ik ook een paar stukjes gelopen. Maar elke keer raapte ik mijzelf bij elkaar en sukkelde weer achter mijn zoon aan. Net zolang tot ik 42 kilometer en 200 meter gelopen had. Ik had de finish gehaald.

In twee opzichten leek mijn tocht op de weg die ik als gelovige afleg. In de eerste plaats moest ik blijven eten. Als ik dat niet deed, stortte ik in elkaar. Zo is het voor mij als gelovige ook. Ik heb het nodig om te bidden en uit de bijbel te lezen. Zo blijft mijn voeding intact.

Daarnaast was het mij niet gelukt als mijn zoon niet mee had gelopen. Hij hielp om door te gaan. Zo is het ook met mijn geloof. Ik heb het nodig dat anderen me aansporen om door te gaan en het vol te houden. Zo kom ik over de finish, ook al moet ik de laatste stukken lopen.

O ja, het lukte om binnen de vier uur weer thuis te zijn.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *